Een uitzonderlijk erfgoed

Niets is zo goed voor de biodiversiteit als een streek met veel bosjes, weilanden en hagen.

Eeuwenlang werd ons platteland gevormd door de landbouw. Daardoor waren onze buitengebieden vroeger erg soortenrijke leefmilieus. Die landschappen werden op een extensieve manier beheerd en waren bezaaid met hagen, poelen en boomgaarden, waar het krioelde van specifieke planten en dieren. Tegenwoordig is heel wat van die rijkdom echter verdwenen. Alleen op sommige stukken wei- en grasland vind je nog zo'n biodiversiteit.

Wat is er gebeurd?

Monocultuur op grote oppervlaktes, zoals hier koolzaad, is slecht voor de biodiversiteit.

In zo ongeveer heel Europa is de economische context sinds het begin van de 20e eeuw enorm veranderd. Samen met de evolutie van de landbouw heeft men de weinig productieve kalkgraslanden en heischrale graslanden sindsdien links laten liggen. Daardoor kreeg de natuur vrij spel kreeg en kon ze evolueren tot braakland en zelfs bos. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er nog grotere veranderingen, die een invloed hadden op de manier om aan landbouw te doen. Het evenwicht tussen menselijke activiteit en natuurlijke milieus geraakte verstoord. De landbouw vergde immers een grotere en snellere productie. De percelen werden groter, hagen werden verwijderd, men begon kunstmest te gebruiken, er werd al vroeg gemaaid, poelen werden opgevuld, boomgaarden en alleenstaande bomen werden gekapt... Het landschap werd op slag een heel stuk monotoner waardoor de biodiversiteit er overal op achteruit ging. Leefgebieden die gebonden waren aan voedselarme terreinen gingen verloren.

grasland op zinkhoudende bodem, Trooz
Het zinkviooltje is een indicatorsoort voor milieus die rijk zijn aan zware metalen.

 

 

Historisch gezien zijn ook zinkhoudende graslanden beïnvloed door menselijke activiteit, met name de mijnbouw. Het noordoosten van de provincie Luik bevat veel metaalrijke ertsaders (lood, zink...). De oorspronkelijke zinkhoudende graslanden zijn verdwenen als gevolg van de ontginning van de ertsvoorraden maar bij het industrieel verwerken van die delfstoffen zijn veel gebieden in de omgeving vervuild geraakt. Doordat de bodem rijk is aan zware metalen heeft er zich een uitzonderlijke flora ontwikkeld, die aangepast is aan extreme leefomstandigheden. Die flora noemen we de metallofyten.

 

Het bijzondere aan die graslanden is dat het erg stabiele milieus zijn waar de vegetatiedynamiek erg langzaam is. Door die stabiliteit zijn er weinig beheersmaatregelen nodig om de meest opmerkelijke soorten te ondersteunen. Wanneer ze niet beheerd worden, zijn de graslanden echter geneigd om ingepalmd te worden door invasieve exoten (of door wildcrossers!). De vervuiling door zware metalen, die deze gebieden zo bijzonder maakt, is trouwens ook geneigd om na verloop van tijd af te nemen. Langzaam maar zeker wordt de bodem schoongespoeld waardoor andere, minder bijzondere soorten zich ontwikkelen ten nadele van de kenmerkende soorten.

Wildcrossers kunnen een nefast effect hebben op dit milieu, dat zich slechts heel langzaam ontwikkelt.

Wat met rotsachtige gebieden?

Verbossing door naaldbomen en verstruweling verhinderen dat de typische flora voor rotsachtige graslanden zich kan ontwikkelen.

De spontane evolutie van vegetatie op rotsbodem gaat extreem traag. Desondanks zullen rotsachtige graslanden onvermijdelijk verbossen. Ze worden langzamerhand ingenomen door berk, hazelaar, eik... Op de rotswanden kan klimop bovendien grote sluiers vormen die de ontwikkeling van rotsflora verhinderen. Daarbij komt dat menselijke activiteiten, zoals wildklimmen en vertrapping van planten door te grote groepen toeristen of sporters, heel wat schade kunnen aanrichten.

Nieuwsbrief

Heb je interesse in ons project ? Inschrijf je hier om van meer informaties te genieten over de voortuitgang van onze acties

Uitschrijf van onze nieuwsbrief

Partners